Vlinder

“Kijk mama, dat is onze vlinder!” Ollie wijst naar een koolwitje dat enthousiast door het Franse veld fladdert.
“Knap hè dat hij helemaal tot hier is gevlogen!”
Ik smelt. De magie van het kleuterbrein blijft een prachtig iets.
Afgelopen mei hadden we vlinders in ons thuisklasje. Ik had deze al besteld aan het begin van het schooljaar voor op school, omdat met name in bepaalde periodes het lastig is om via de vlinderstichting aan een pakketje te komen.

Samen timmerden we een vlinderkast voor de rupsen, poppen en eitjes die we kregen. En onze kleine Frederique Vonk nam het verzorgen erg serieus.
Wat een wonderlijk proces waarbij een eitje uiteindelijk een vlinder werd.
We lieten de vlinders die uitkwamen vrij, sommigen keerden terug, sommigen trokken verder.
Ollie leek een rotsvast vertrouwen te hebben in het feit dat de vlinders altijd bij ons bleven, en werd in die overtuiging gesterkt omdat we overal op onze reis vlinders zagen waarvan hij zeker wist dat het de onzen waren. 

Steeds als er moeilijke momenten waren kwam er wel een vlinder voorbij vliegen. Zoals toen ik mijn vader vreselijk miste of toen ik een miskraam kreeg.

Toen we in Fuengirola vlak bij een vlinderpark waren (in Benalmadena) kon een bezoekje natuurlijk niet uitblijven. Ollie was betoverd door al het moois wat daar rondfladderde. Met een stralende lach liep hij op zijn gemak door het park.
De liefde was wederzijds en de vlinders dansten vrolijk om Ollie heen. Waar hij ook kwam overal werd hij verwelkomd door vlinders die zich zelfs op hem neervlijden.



Hier was hij op zijn plek, hier werd hij gezien. Een mooier symbool had het niet kunnen zijn. De vlinder die staat voor transformatie. De transformatie die hem al dan niet te wachten staat.
Even was het gewoon goed zoals het was. En even besefte ik ook hoe taai het is om (letterlijk) overal tussen in te zitten.

Wat voor wissel dat op dit jonge kind trok. Dat hij al weken zijn wondjes tot bloedens toe open krapte ondanks pogingen van ons dit te voorkomen. De frustratie die soms opborrelde omdat alles perfect moest zijn, maar het leven dat nou eenmaal verre van is.

Wat wij als normaal waren gaan vinden (ik schreef er ooit deze gastblog over) was in Spanje nog lang niet zo normaal. Het deed me verdriet te horen dat het “wel goed zou komen als hij alles op een rijtje had” of “Dat het wel goed kwam en dat hij nog erg jong was”

Wat moest er goed komen dan? Wat moest er op een rijtje gezet worden? Voor het eerst werd ik geconfronteerd met datgene waar hij later ook mee geconfronteerd kon worden. Tot nu toe waren we gezegend met mensen die Ollie namen zoals hij was, zonder het speciaal te maken.
Nu zag ik wat er ook kon gebeuren, welke weg er nog te gaan was...

Ollie die een makkelijke en vrolijke baby was. Die ik me niet anders herinnerde dan lachend. Waarvan ik tegen iedereen zei dat hij heel goed voor zichzelf kon zorgen en dat hij zo stevig was. Bleek toch iets minder makkelijk door het leven te fietsen dan ik aanvankelijk voor lief genomen had.

Ik herkende zijn zwaarmoedige buien, tranen die regelmatig hoog zitten. Het gevoel dat niemand je liefheeft en dat je vaak tekort gedaan wordt. Mijn kinderenjaren zijn niet bepaald de jaren uit mijn leven die ik graag over zou willen doen.

En ik moest als moeder toegeven dat ik op dit moment niet wist wat hij het meeste nodig had. Dat ik hem wellicht niet zou kunnen beschermen bij het pad dat hij nog te bewandelen had.
En dat ik hem dus tekort deed omdat ik hem niet kon geven wat hij nodig had. We raakten beiden gefrustreerd waardoor het helemaal door mijn vingers leek te glippen.

En toen waren daar dus de vlinders, net zoals daar eerder andere dieren waren geweest. En daar was ook weer het kind wat ik herkende van vroeger. Het kind wat stevig met zijn voeten op de grond staat. Wat geniet van het moment en een rotsvast vertrouwen heeft in zichzelf en de wereld om hem heen.

Mezelf in een dier veranderen was in deze geen optie, maar ik kon wel datgene doen wat de dieren ook deden. Ze waren er voor hem, en hij kon er voor hen zijn en dat was genoeg.
Ik besloot bewust meer tijd vrij te maken voor een knuffel, een aai, een praatje, een kus. Ik was er zo aan gewend geraakt dat de kinderen wel kwamen als ze een van die dingen wilden dat ik vergat dat het ook fijn is als je zo maar een kus of een knuffel krijgt. Dat maakt dat je je écht gezien voelt. Het vergde behoorlijk wat oefening want er was altijd wel iets dat “moest” gebeuren maar ondertussen deed al dat knuffelen met mijn kinderen mij ook goed.

Dat het niet altijd makkelijk is mocht ik aan den lijve ondervinden. Een kind dat schreeuwt en tiert roept nou niet bepaald warme gevoelens op. Maar in deze gevallen probeer ik me altijd de zin te herinneren die ik ooit ergens las; Those who ask for it in the most unloving way, need your love the most”


Reacties

Populaire posts van deze blog

Laat het los

Mijlpaal